• Foto1
  • Foto10
  • Foto11
  • Foto12
  • Foto13
  • Foto14
  • Foto15
  • Foto16
  • Foto17
  • Foto18
  • Foto2
  • Foto3
  • Foto4
  • Foto5
  • Foto6
  • Foto7
  • Foto8
  • Foto9
Vrijwilligersbeleid Stadsmuseum Vollenhove
 
1. Inleiding
 
Het vrijwilligersbeleid van het Stadsmuseum te Vollenhove heeft tot doel om elke vrijwilliger duidelijkheid te geven over zijn positie en werkvoorwaarden.
Het betekent tegelijkertijd een steun in de rug van de vrijwilligers voor een professionele aanpak van hun werkzaamheden en invulling van hun verantwoordelijkheden. Het beleid gaat tevens over rechten en plichten van vrijwilligers. Vrijwilligers vormen tijdens hun werk voor het museum een essentieel onderdeel van de organisatie, waar geen betaalde krachten werken.
Vrijwilligersbeleid kan in het kort als volgt worden omschreven:
“Het geheel aan voorwaarden dat vrijwilligers binnen de gegeven taakopdracht en in
overeenstemming met hun mogelijkheden in staat stelt optimaal hun werkzaamheden
uit te voeren op een zodanige manier dat de doelstellingen van de organisatie worden
gediend”.
 
2. Uitgangspunten
 
De organisatie van het Stadsmuseum is verantwoordelijk voor de exploitatie van het museum. Het museum bestaat uitsluitend uit vrijwilligers, ongeveer 50 in totaal.
Vrijwilligers zijn voor het museum van vitaal belang. Zonder vrijwilligers kan het museum niet open worden gesteld, kunnen bezoekers er niet terecht, is het niet mogelijk om bijzondere activiteiten te organiseren, blijven kinderen verstoken van educatie, kunnen er geen rondleidingen worden gedaan, kortom: kan het Stadsmuseum niet functioneren.
 
De taken die vrijwilligers op zich nemen zijn talrijk. Zoals:
-  verrichten van baliewerkzaamheden,
-  uitoefenen van bewakingswerkzaamheden via videoschermen,
-  exploiteren van de museumwinkel,
-  uitvoeren en / of ondersteunen van catering,
-  verzorgen van rondleidingen,
-  ondersteunen van bijzondere manifestaties en inrichten van tentoonstellingen,
-  ontwikkelen en uitvoeren van educatieve activiteiten,
-  uitvoeren van bibliothecaire en documentaire werkzaamheden,
-  uitvoeren van pr-activiteiten en marketingactiviteiten,
-  uitvoeren van activiteiten rond het collectiebeheer,
-  verwerven en redigeren van artikelen voor het kwartaalblad.
Ook het bestuur bestaat volledig uit vrijwilligers.
 
Vrijwilligerswerk kan in het kort als volgt worden omschreven:
“Vrijwilligerswerk is werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen (individuen, groepen) of van de samenleving”.
 
Dat is een nogal neutrale formulering voor werkzaamheden die in de praktijk een rijke verscheidenheid vertonen en een veelheid aan functies of wel werkgroepen bestrijken.
Er is één woord in deze omschrijving dat een toelichting behoeft, dat is de term 'onverplicht'. Zo wil onverplicht niet zeggen dat het werk vrijblijvend is. Het doen van vrijwilligerswerk brengt namelijk eveneens verantwoordelijkheden en verplichtingen met zich mee. Zoals overal in het maatschappelijk verkeer wordt ook binnen vrijwilligerswerk er van uitgegaan dat gemaakte afspraken worden nagekomen. Daarnaast stellen de huidige ontwikkelingen binnen de museale wereld onder andere met betrekking tot kwaliteitszorg en veiligheid specifieke eisen aan vrijwilligers. Voorts spreekt het voor zich dat met 'onbetaald' wordt bedoeld dat er geen vergoeding, buiten eventuele onkostenvergoedingen, wordt gegeven zoals dit in een reguliere arbeidsrelatie het geval is.
 
De inzet van vrijwilligers is dus een onmisbaar complement op de kerntaken van het museum en is daarom essentieel voor het realiseren van de beleidsdoelstellingen van het museum. Het bestuur is  echter verantwoordelijk voor het primaire proces en de kwaliteit van het museale aanbod. Dat heeft alles te maken met continuïteit en inhoudelijke expertise. Daarmee worden ook de kaders en voorwaarden gemarkeerd waarbinnen het vrijwilligerswerk plaatsvindt.
 
De betekenis van de vrijwilligers reikt echter verder. De meeste vrijwilligers zijn afkomstig uit de lokale omgeving. Zij maken deel uit van sociale netwerken in de regio, hebben contacten van verschillende aard op tal van terreinen. Zij zijn daarmee ambassadeurs van het museum en vergroten op die manier de bekendheid en het draagvlak van het museum in de samenleving. En omgekeerd vormen de vrijwilligers eveneens een nuttige informatiebron voor de breed levende interesses in het Land van Vollenhove. Tegelijkertijd brengen zij ook hun eigen specifieke kennis en vaardigheden in en dat kan soms uitermate nuttig zijn voor het verbreden van het museumbeleid.
Voor de vrijwilligers zelf biedt het de gelegenheid om deel uit te maken van een groep gelijkgerichte mensen die de ambitie heeft om een bijdrage te leveren aan het versterken van een culturele voorziening. En niet onbelangrijk, om nieuwe sociale contacten aan te gaan en de eigen interesses met anderen te delen.
Tevens biedt het museum de vrijwilligers de mogelijkheid om hun belangstelling voor het museum te verdiepen door kennis op te doen ten aanzien van de onderwerpen die eigen zijn aan het museum.
 
Vrijwilligerswerk voor iedereen
Ook al ‘verdien’ je er in materiële termen gesproken niets mee, vrijwilligerswerk kan voor het desbetreffende individu en de samenleving veel opleveren. En dat kan voor een ieder verschillend naar waarde worden geschat. In beginsel kan iedereen aan het vrijwilligerswerk deelnemen en mogelijk ten overvloede, dat geldt eveneens voor mensen met een beperking. Alleen onoplosbare praktische problemen kunnen dat eventueel bemoeilijken. Het is in dit verband nuttig bij dat laatste even stil te staan.
De wijzigingen in AWBZ en de Participatiewet kunnen worden opgevat als een weerspiegeling van de fundamentele sociale verandering dat de verzorgingsstaat alleen in stand kan worden gehouden door een groter beroep te doen op zelfredzaamheid en burgerlijke participatie. Het heeft ongetwijfeld tot gevolg dat de vraag naar de inzet van vrijwilligers alleen maar zal toenemen en dat ook kwetsbare groepen zoals mensen met een beperking zullen worden gestimuleerd om meer mee te doen in de samenleving.
Mensen met een beperking hebben, net als iedereen, talenten en kwaliteiten die zeer waardevol zijn voor het vrijwilligerswerk. Gezien het feit dat sommigen nog al eens drempels ervaren om zich als vrijwilliger aan te melden, is het zinvol dat het museum laat blijken dat de deuren open staan voor vrijwilligers in alle soorten en maten. Met als vertrekpunt dat wordt beoordeeld wat iemand wel kan en hoe dat is in te passen binnen de museale werkzaamheden. Ook mensen met een beperking kunnen dan voordeel trekken uit het vrijwilligerswerk in de zin van contacten met anderen, leren en ontwikkelen, nieuwe ervaringen opdoen, zich gewaardeerd voelen, e.d.
 
3. Positie van vrijwilligers
 
Plaats van de vrijwilliger in het museum
Zoals gezegd bestaat het museum uit een groot aantal vrijwilligers.  Hierbij kan worden aangetekend dat de vrijwilligers door het vrijwillige karakter en de diverse taken een aparte positie innemen met een eigen formele positie. De vrijwilligers maken al naar gelang hun taken deel uit van per functie ingerichte (werk)groepen, zoals bijvoorbeeld:
- gastvrouwen en -heren,
- gidsen,
- educatie,
- collectiebeheer.
 
De uitvoering van het vrijwilligersbeleid wordt gecoördineerd door een bestuurslid, die samen met de planner verantwoordelijk is voor de begeleiding en taakverdeling van de vrijwilligers.
Onderling verdelen ze de taken van ‘vrijwilligerscoördinator’.
In de dagelijkse praktijk zal de begeleiding door elke vrijwilliger worden uitgevoerd, door elkaar daarin te ondersteunen.
Het inwerken van nieuwe vrijwilligers zal vooral intercollegiaal plaatsvinden. Bij bijzondere problemen van personele aard kan de ondersteuning worden ingeroepen van de vrijwilligerscoördinator.
Het bestuur stelt de taken en verantwoordelijkheden vast die horen bij een werkgroep of een functie. Binnen de werkgroep verdelen de leden onderling de taken en werkzaamheden. Een vrijwilliger kan lid zijn van meerdere (werk)groepen en meerdere functies tegelijkertijd hebben.
Aanname en ontslag in formele zin is een bevoegdheid van het bestuur op basis van een daartoe strekkend voorstel van de vrijwilligerscoördinator.
Voor vergoedingen en uitgaven ten behoeve van deskundigheidsbevordering is het bestuur van het museum verantwoordelijk. De vrijwilligerscoördinator doet hiertoe een gemotiveerd voorstel.
 
Ethische code voor musea
Voor musea die lid zijn van de Museumvereniging is een zogenaamde ‘Ethische Code voor Musea’ vastgesteld waaraan de besturen en de medewerkers zich dienen te houden. Het Stadsmuseum streeft naar de status van geregistreerd museum en dus lidmaatschap. Het Stadsmuseum Vollenhove voldoet aan de internationale museumdefinitie:
'Een museum is een permanente instelling, niet gericht op het behalen van winst, toegankelijk voor publiek, die ten dienste staat aan de samenleving en haar ontwikkeling. Een museum verwerft, behoudt, onderzoekt, presenteert, documenteert en geeft bekendheid aan de materiële en immateriële getuigenissen van de mens en zijn omgeving, voor doeleinden van studie, educatie en genoegen'.
 
De code is in de eerste plaats bedoeld als leidraad voor het handelen van museumprofessionals, maar gezien het Stadsmuseum uitsluitend uit vrijwilligers bestaat is de code op diverse onderdelen van betekenis voor het werk van de vrijwilligers. Om die reden wordt expliciet in de code vermeld dat het bestuur van het museum waarborgt dat vrijwilligers tijdens hun museale en persoonlijke activiteiten, volledig vertrouwd zijn met de ‘Ethische Code voor Musea’ en met andere toepasselijke gedragscodes en wetten. Het bestuur hanteert hiervoor het bestuur-model uit de Governance code Cultuur.
Onderwerpen die van belang zijn voor vrijwilligers hebben vooral betrekking op de zorg voor de collecties, de informatieverstrekking over collecties en de beveiliging. Als ook de kwestie van vertrouwelijkheid en het niet aanvaarden van schenkingen, gunsten, bruiklenen of andere persoonlijke voordelen die medewerkers en vrijwilligers in verband met hun functie bij het museum krijgen aangeboden. De volledige tekst van de code is opgenomen in het ‘Handboek vrijwilligers’ van het Stadmuseum Vollenhove, ter inzage op de balie en op de PC onder “balie”, en is ook te vinden op de website van de Museumvereniging.
 
Arbowet
De Arbo-wet bestaat uit een reeks voorwaarden en maatregelen welke de bescherming van de werknemers beogen. De Arbo-wet en het desbetreffende gemeentelijk beleid is in voorkomende gevallen ook van toepassing op het werk van vrijwilligers.
Dit houdt onder meer dat het integriteitsbeleid van het Stadsmuseum Vollenhove op bepaalde punten ook voor de vrijwilligers geldt. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aannemen van geschenken, het gebruik van Stadsmuseum eigendommen, de klokkenluidersregeling, bepaalde gedragsregels, e.d. Ook het verbod op (binnen) roken, het gebruiken van alcohol, e.d. in de werktijd is onderdeel van het Stadsmuseum arbobeleid.
 
“Alleen Werken” is toegestaan onder voorwaarden (beleid Rijksoverheid). Zie losse bijlage.
In het museum kan aan die voorwaarden voldaan worden.
Echter, het is niet toegestaan om als vrijwilliger, in je eentje, in het museum klussen te gaan doen waarbij men met elektrische apparaten of elektriciteit gaat werken. Ook is het niet toegestaan om in je eentje klussen te doen waarbij men op trappen en/of ladders moet klimmen/staan om de hoogte te kunnen bereiken.
 
 
Vrijwilligersovereenkomst
Het museum maakt gebruik van vrijwilligersovereenkomsten die afgeleid zijn van de standaardovereenkomsten die aanbevolen worden voor vrijwilligersorganisaties. In deze overeenkomst worden de afspraken tussen het museum en de vrijwilliger vastgelegd. De overeenkomsten worden getekend nadat het museum en de vrijwilliger wederzijds hebben ingestemd met het vervullen van de desbetreffende vrijwilligerstaken en de afspraken die in de overeenkomst staan. Het betreft dan onder meer afspraken over de beschikbaarheid.
Er wordt ook een verwijzing opgenomen naar de relevante functie- en taakomschrijving(en).
In de overeenkomst staat ook dat de vrijwilliger zich committeert aan de binnen het museum geldende gedragscode. De overeenkomst bevat duidelijke verwijzingen naar de voor de vrijwilliger geldende regels.
 
4. Functie- en taakomschrijving
 
Taken vrijwilligers
De werkzaamheden, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de vrijwilligers zijn vastgelegd in functie- en taakomschrijvingen.
De functieomschrijving is in het algemeen voor alle vrijwilligers gelijk. Deze omschrijving geeft een globale weergave van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor een bepaalde functie. De hoofdactiviteiten die bij de functie horen worden puntsgewijs opgesomd. Hierin worden ook de algemeen vereiste vaardigheden e.d. benoemd. Deze tekst wordt ook gebruikt om vrijwilligers te werven.
De taakomschrijving geeft gedetailleerd en uitgebreid aan wat de taken zijn die bij de werkgroep of functie behoren, het betreft de concrete werkzaamheden die een vrijwilliger gaat uitvoeren. De taakomschrijvingen zijn uiteraard verschillend per werkgroep. In de taakomschrijving zijn de gewenste kennis en vaardigheden van de vrijwilliger uitgewerkt.
 
Plichten van de vrijwilliger
  • Verbindt zich aan het museum voor een vooraf overeengekomen aantal uren, dagdelen en/of periode,
  • zet zich in voor de missie van het museum, met als belangrijkste doel elke bezoeker een positieve beleving te bezorgen van zijn verblijf in het museum,
  • meldt zich tijdig af bij verhindering en zorgt zelf voor vervanging,
  • neemt deel aan overleg indien noodzakelijk voor de uitvoering van de taak,
  • neemt verantwoordelijkheid voor taken en afspraken die voortvloeien uit de afgesproken functie- en taakomschrijving,
  • vertegenwoordigt op een correcte en representatieve wijze zowel in kleding als in houding en gedrag het museum en gaat zorgvuldig om met interne en/of vertrouwelijke informatie,
  • accepteert (bege-)leiding,
  • werkt goed samen met collega’s als de taak of situatie daarom vraagt,
  • neemt kennis van de algemene en taakgerichte informatie, zoals bestuursbeleid, jaarplan, statuten en huishoudelijk reglement van het museum, alsmede het handboek voor vrijwilligers, en kijkt regelmatig op de eigen website van het museum,
  • is bekend met de actuele richtlijnen rond de veiligheid in het museum, en handelt conform deze richtlijnen bij calamiteiten,
  • onderschrijft de ethische code voor musea resp. de governance code cultuur,
  • informeert het bestuur tijdig en volledig over relevante aangelegenheden,
  • gaat respectvol om met de andere vrijwilligers binnen de organisatie.
 
Vrijwilligerscoördinator
Aangezien de vrijwilligers in de praktijk het meest te maken hebben met de vrijwilligerscoördinator wordt ter informatie globaal en puntsgewijs inzicht gegeven in deze functie:
  • ontwikkelen en uitvoeren van het vrijwilligersbeleid,
  • evalueren en doen van voorstellen voor eventuele aanpassing van het vrijwilligersbeleid,
  • werven, selecteren en introduceren van vrijwilligers,
  • bijhouden van ontwikkelingen in het vrijwilligerswerk in het algemeen en het vertalen ervan naar veranderingen voor het vrijwilligersbeleid van het museum,
  • begeleiding en beoordeling van vrijwilligers,
  • indelen en coördineren van de werkzaamheden van de vrijwilligers (inplannen in het dienstrooster),
  • verstrekken van informatie over de organisatie, procedures en afspraken.
 
 
 
5. Werving, selectie, introductie en proefperiode
 
Werving en selectieprocedure
De vrijwilligerscoördinator zet de vacature uit en coördineert het wervings- en selectieproces. Er vinden gesprekken plaats die door de vrijwilligerscoördinator en/of  de desbetreffende werkgroepcoördinator worden gevoerd.
De vrijwilligerscoördinator is verantwoordelijk voor de communicatie en verslaglegging van het wervings- en selectieproces.
Als er een kandidaat wordt uitgenodigd als vrijwilliger toe te treden worden tijdens een intakegesprek duidelijke afspraken gemaakt over de wederzijdse verwachtingen.
Verder wordt een toelichting gegeven op de vrijwilligersovereenkomst, waarna tot ondertekening wordt overgegaan. Zowel het museum als de vrijwilliger ontvangen een getekend exemplaar. Het tekenen van de overeenkomst is noodzakelijk om de vrijwilliger ook tijdens de inwerk-/kennismakingsperiode te verzekeren.
In vervolg hierop worden concrete afspraken gemaakt voor de introductie en de inwerkperiode. Onder meer wie de vrijwilliger helpt bij het inwerken in de functie en wie de werkinhoudelijke begeleiding verricht.
 
Belangstellenden voor het vrijwilligerswerk in het museum kunnen zich melden bij de balie of het bestuur. De vrijwilligerscoördinator zal dan contact opnemen en vragen waar de belangstelling naar uitgaat en globaal enige relevante informatie verstrekken. In het verlengde hiervan wordt dan een afspraak gemaakt waarbij de in aanmerking komende werkgroepcoördinator eveneens bij aanwezig zal zijn.
Het spreekt voor zich dat belangstellenden zich ook rechtstreeks telefonisch kunnen melden bij de vrijwilligerscoördinator. Indien er geen vacature is, zal gevraagd worden of men op de wachtlijst geplaatst wil worden. Het voorgaande geldt ook voor verruiming van taken of verandering van functie.
 
Registratie gegevens vrijwilliger
De persoonlijke gegevens van de vrijwilliger zullen worden ingevoerd in een digitaal gegevensbestand. Het museum gaat zorgvuldig met deze gegevens om en verstrekt ze niet aan derden.
De contactgegevens zullen worden gebruikt voor het toesturen van nieuwsbrieven van het museum en andere informatie over het museum die voor de vrijwilliger van belang kan zijn. De vrijwilliger kan verzoeken hiervan af te zien.
De vrijwilliger zal gevraagd worden om zijn persoonlijke gegevens in te vullen op de AVG-verklaring. Het museum mag deze gegevens onder vastgelegde voorwaarden gebruiken bij calamiteiten.
 
Introductie
Een zorgvuldige introductie en inwerkperiode is uiterst belangrijk wil een vrijwilliger zich snel thuis gaan voelen bij het museum en een bijdrage kunnen leveren aan de doelstellingen van het museum. Een introductie bevat tenminste een kennismaking met het museum, het werk en de collega's. Afhankelijk van die functie wordt de vrijwilliger een toepasselijke inhoudelijke en veiligheidsrondleiding in het museum aangeboden.
De vrijwilliger wordt ingewerkt door een aan te wijzen ervaren vrijwilliger. Het museum blijft  verantwoordelijk voor een adequate inwerkprocedure, evenals voor het verstrekken van alle faciliteiten welke nodig zijn voor het naar behoren uitoefenen van de afgesproken taken.
Informatie-uitwisseling vindt ook plaats binnen het reguliere werkgroepoverleg.
 
Proefperiode
In de regel geldt een proefperiode van één maand of een vooraf afgesproken aantal diensten. Na afloop van deze periode volgt een eerste evaluatiegesprek tussen de (aspirant)vrijwilliger en de vrijwilligerscoördinator, waarin zowel wordt stilgestaan bij de ervaringen van de vrijwilliger als bij de waardering van het museum voor de inzet van de vrijwilliger. Mocht de samenwerking niet naar tevredenheid verlopen en zijn na bijstelling van afspraken de prestaties niet naar wens, dan wordt de vrijwilligersovereenkomst ontbonden en wordt op correcte wijze afscheid van elkaar genomen.
 
6. Arbeidsvoorwaarden
 
Aansprakelijkheid
Het bestuur heeft een verzekeringspakket bij Centraal Beheer afgesloten, dat de financiële risico's van vrijwilligers werkzaam in het Stadsmuseum zo goed mogelijk afdekt. Dit pakket omvat een ongevallen- en persoonlijke eigendommenverzekering voor vrijwilligers, alsmede een
aansprakelijkheidsverzekering voor vrijwilligers. Bij schade stuurt de vrijwilliger of diens vertegenwoordiger een ingevuld schadeformulier naar de penningmeester van het Stadsmuseum Vollenhove. Hier kan het Stadsmuseum bij een calamiteit een beroep op doen. Het Stadsmuseum heeft (nog onder de naam van CHC Vollenhove) enkel een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten, die loopt bij Interpolis, omdat het bestuur indertijd heeft geoordeeld dat de collectieve verzekering van de gemeente op het punt van aansprakelijkheid niet in alle gevallen toereikend is.
 
Vergoedingen
Voor bepaalde noodzakelijke onkosten als reiskosten, parkeergeld e.d. kan een onkostenvergoeding worden verkregen middels invullen van het standaardformulier hiervoor.
Na vooraf overleg hierover met de penningmeester van het Stadsmuseum.
 
Begeleiding en scholing
Tijdens het intakegesprek worden er duidelijke afspraken gemaakt over begeleiding. Deze begeleiding vindt in eerste instantie individueel plaats. De begeleider voorziet de vrijwilligers van middelen die  zijn deskundigheid kunnen bevorderen.
Scholing/deskundigheidsbevordering kan nodig of wenselijk zijn in verband met (een wijziging van) de functie of taken, of het niet naar verwachting uitvoeren van de werkzaamheden door de vrijwilliger. Indien de vrijwilligerscoördinator dit signaleert kan de vrijwilliger, alleen na overleg met en akkoord van het bestuur, eventueel scholing worden aangeboden.
Indien de vrijwilligerscoördinator of een vrijwilliger dat wenselijk vindt kan er een persoonlijk evaluatiegesprek plaatsvinden. Doelstelling van een dergelijk gesprek is om gezamenlijk vast te stellen welke punten in de uitvoering van de werkzaamheden en de samenwerking naar tevredenheid gaan en waar verbeteringen mogelijk zijn.
 
Waarderingsbeleid
Tegenover het verrichten van vrijwilligerswerk staat geen bezoldiging. Vrijwilligers moeten het hebben van plezierig werk, prettige werkomstandigheden, goede sfeer en waardering voor hun inzet. De basis hiervoor bestaat uit een positieve houding, persoonlijke aandacht, zorgvuldig communiceren en laten merken dat de inzet van vrijwilligers wordt gewaardeerd. Het museum zal in aanvulling hierop de waardering laten blijken door:
  • jaarlijks een gezellige bijeenkomst voor de vrijwilligers te organiseren, waarbij ‘de vrijwilliger van het jaar’ wordt benoemd,
  • aandacht te schenken bij persoonlijke gebeurtenissen,
  • een goede verzorging te bieden (gratis koffie, thee) tijdens dienst in het museum,
  • verstrekken van kortingen op museumartikelen en museumactiviteiten,
  • gratis toegang te bieden voor de musea die zijn aangesloten bij het Museumberaad Steenwijkerland (vrijwilliger en diens partner),
  • op verzoek verstrekken van een getuigschrift en/of referenties.
 
 
 
 
7. Vertrek
Exitgesprekken
Met vrijwilligers die alleen op de lijst staan en nauwelijks nog voor het museum in actie treden dient (opnieuw) de status te worden geëvalueerd. Het kan zijn dat na een dergelijk gesprek de conclusie getrokken wordt dat het beter is om afscheid van elkaar te nemen. Met de vrijwilligers die niet ‘vast’ op het dienstrooster willen of kunnen staan, wordt geëvalueerd hoe ze toch maximaal mee kunnen draaien, om de problemen met de inroostering op te lossen.
 
Indien een vrijwilliger of het museum aangeeft te willen stoppen met vrijwilligerswerk, wordt er samen met de vrijwilligerscoördinator een exitgesprek gepland, waarin de motieven besproken worden en bekeken wordt hoe men afscheid van elkaar kan nemen. Het Stadsmuseum hanteert een opzegtermijn van één maand. Als de vrijwilliger dit wenst kan het museum een getuigschrift verstrekken. Ontslaan van vrijwilligers is alleen in uitzonderlijke en zwaarwegende omstandigheden mogelijk. Alleen het bestuur kan hiertoe een gemotiveerd besluit nemen, dat in een persoonlijk gesprek nader wordt toegelicht.
 
8. Geschillen
Arbeidsgeschillen

Het is een ieders verantwoordelijkheid om geschillen en conflicten zoveel mogelijk zelf op te lossen samen met degene die het aangaat. De hieronder beschreven stappen zijn alleen bedoeld voor conflicten waar men samen niet uitkomt:
  • bij conflicten vraagt men in eerste instantie de vrijwilligerscoördinator te bemiddelen  via afzonderlijke en later gezamenlijke gesprekken,
  • mocht de vrijwilligerscoördinator zelf betrokken zijn bij het conflict, dan neemt het bestuur deze taak op zich,
  • mocht het bestuur of een lid daarvan, onderdeel zijn van een conflict, dan kan worden gekozen voor een bemiddelingsgesprek met een extern persoon.
 
9. Klachten
De aanspreekpersoon voor klachten van en over vrijwilligers is de vrijwilligerscoördinator. Alle klachten worden mondeling en/of schriftelijk ingediend. De vrijwilligerscoördinator is verantwoordelijk voor een discrete behandeling van de klacht.
In overleg met het bestuur wordt besloten welke procedure wordt gehanteerd. Algemeen uitgangspunt is dat naar een oplossing wordt gezocht welke evenwichtig recht doet aan zowel de belangen van het museum als van de vrijwilliger.
 
10. Organisatie
Het Stadsmuseum functioneert onder een stichting met een (onbezoldigd) bestuur, uitsluitend bestaand uit vrijwilligers. Het is aangemerkt als een culturele algemeen nut beogende instelling.
De organisatie bestaat naast het bestuur uit een groep gastheren/-dames, een groep stadsgidsen en de werkgroepen tentoonstellingen, collectiebeheer, educatie en redactie Kondschap. Daarnaast bestaan de functie coördinator in- en verkoop (waaronder ook de arrangementen vallen) en vrijwilligerscoördinator.
Namen van personen, die bovengenoemde functies bekleden, staan in een document ‘Organisatie’ dat jaarlijks door het bestuur wordt vastgesteld.
Taken en verantwoordelijkheden voor elke werkgroep worden door het bestuur vastgesteld, uitvoering wordt binnen de werkgroep door de leden onderling verdeeld. Voor elke werkgroep is een contactpersoon binnen het bestuur aangewezen. De overige taak- en functieomschrijvingen, dus voor gastheer/-dame, stadsgids, coördinator in- en verkoop en vrijwilligerscoördinator zijn door het bestuur vastgesteld en staan in het handboek voor de vrijwilligers waarvan een papieren versie bij de balie beschikbaar is en een digitale versie voor elke vrijwilliger bereikbaar is in de computer (map ‘balie’). Bestuurbeleid (strategie, visie en missie), het geldende jaarplan en het jaarverslag is conform ANBI-voorwaarden te lezen op de website van het Stadsmuseum, www.chcvollenhove.nl.
 
Versie: augustus 2019; bijgewerkt en aangepast op 22 mei 2022
 
Bijlagen bij het Vrijwilligersbeleid:
 
 
Bijlage 1:
Ethische Code voor Musea
op hoofdlijnen; de volledige versie is te vinden in het Handboek voor vrijwilligers
 
De Ethische Code voor Musea, een vrije vertaling van de ICOM Code of Ethics for Museums uit 2004, is de basis voor de beroepsethiek in de museale sector in Nederland. De code biedt een instrument voor professionele zelfregulering op een aantal gebieden waar het museum specifieke deskundigheid en verantwoordelijkheid heeft. De code legt minimumnormen vast voor de handelwijze en het niveau van museummedewerkers en benoemt ook wat het publiek redelijkerwijs mag verwachten van het museale beroepsveld.
 
Naleven van de Ethische Code voor Musea
Leden van de Museumvereniging hebben bij het lidmaatschap toegezegd de Ethische Code voor Musea en de daarop gebaseerde Leidraad Afstoting Museale Objecten 2016 (LAMO) te zullen naleven. Ook een museum dat bij Stichting Museumregister Nederland wil worden geregistreerd moet de Ethische Code onderschrijven.
De Ethische Code en de LAMO gelden voor het museum als rechtspersoon (bijvoorbeeld bij collectieregistratie en afstoting), maar ook voor individuele museummedewerkers (bijvoorbeeld bij het aannemen van giften of het handelen in objecten voor eigen rekening). Ieder museum ziet zelf toe op de naleving van de Ethische Code voor Musea.
 
 
1. Musea behouden, interpreteren en bevorderen aspecten van het natuurlijk en cultureel
erfgoed van de mensheid.
 
Uitgangspunt: Musea zijn verantwoordelijk voor het materiële en immateriële natuurlijke
en culturele erfgoed. Het bestuur en diegenen die belast zijn met het strategisch beleid
en het toezicht op musea dragen primair de verantwoordelijkheid om dit erfgoed te
beschermen en te bevorderen; als ook de verantwoordelijkheid voor het voor dat doel
beschikbaar gestelde personeel, de materiële voorzieningen en financiële middelen.
• Status van de instelling
• Materiële voorzieningen
• Financiële middelen
• Personeel
 
2. Musea die collecties bewaren, beheren deze voor het welzijn van de samenleving en
haar ontwikkeling.
Uitgangspunt: Musea hebben de plicht om hun collecties te verwerven, te behouden en
aan te prijzen als bijdrage aan het beschermen van het natuurlijk, cultureel en
wetenschappelijk erfgoed. Hun collecties zijn een belangrijk openbaar erfgoed, hebben
een speciale positie binnen de wet en worden beschermd door internationale
wetgeving. Inherent aan de aan hen toevertrouwde zorg is het begrip van
rentmeesterschap dat wettig eigendom, duurzaamheid, documentatie, toegankelijkheid
en verantwoorde afstoting behelst.
• Verwerven van collecties
• Afstoten van collecties
• Zorg voor collecties
 
3. Musea bewaren primaire bronnen waarmee kennis vastgelegd en bevorderd kan worden.
Uitgangspunt: Musea dragen een bijzondere verantwoordelijkheid tegenover iedereen
voor het behoeden, de toegankelijkheid en de interpretatie van de primaire bronnen die
verzameld en beheerd worden in hun collecties.
• Primaire bronnen
• Museaal verzamelen en onderzoeken
 
4. Musea bieden mogelijkheden voor het waarderen, genieten, begrijpen en beheren van
natuurlijk en cultureel erfgoed.
Uitgangspunt: Musea hebben een belangrijke opdracht om hun educatieve rol te
ontwikkelen en om een zo breed mogelijk publiek te bereiken uit de gemeenschap, de
plaats of de groep die zij dienen. Samenwerking met de gemeenschap die het museum
in stand houdt en de promotie van haar erfgoed is een integraal onderdeel van de
educatieve rol van het museum.
• Vaste opstelling en tijdelijke tentoonstellingen
• Andere overdrachtsmiddelen
 
5. Museale faciliteiten bieden mogelijkheden voor andere vormen van dienstverlening en
voorzieningen aan het publiek.
Uitgangspunt: Musea gebruiken een breed scala van specialisaties, vaardigheden en
materiele bronnen die een uitgebreidere toepassing verdienen dan binnen het museum
zelf. Dit kan leiden tot een gedeelde inzet van middelen of dienstverlening als
uitbreiding van de museumactiviteiten. De wijze waarop deze dienstverlening wordt
georganiseerd druist niet in tegen de missie van het museum.
• Echtheidsonderzoek en waardebepaling
 
6. Musea werken nauw samen met die gemeenschappen waar de collecties vandaan komen
alsmede de gemeenschappen ten dienste waarvan zij werken.
Uitgangspunt: Museale collecties zijn een afspiegeling van het culturele en natuurlijke
erfgoed van de gemeenschappen van herkomst. Als zodanig komt hen een waarde toe
die uitgaat boven het gewone eigendom en die een sterke affiniteit kan hebben met de
nationale, regionale, locale, etnische, religieuze of politieke identiteit. Het is daarom van
belang dat museumbeleid met deze mogelijkheid rekening houdt.
• Herkomst van collecties
• Respect voor de gemeenschappen ten dienste waarvan musea werken
 
7. Musea werken binnen een wettelijk kader
Uitgangspunt: Musea houden zich ten volle aan bepalingen van internationale, regionale,
nationale of lokale wetgeving en van verdragen. Bovendien houdt het museumbestuur
zich aan wettelijke verplichtingen en aan andere relevante regelgeving met betrekking
tot ieder aspect van het museum, zijn collecties en activiteiten.
• Juridisch kader
 
8. Musea werken op een professionele wijze.
Uitgangspunt: Museummedewerkers eerbiedigen de aanvaarde normen en
wetten en houden de waardigheid en eer van hun beroep hoog. Zij vrijwaren het publiek
van onwettig gedrag en schending van de beroepsethiek. Zij informeren het publiek bij
alle voorkomende gelegenheden over de doelstellingen en aspiraties van het
museumberoep, zodat er een beter begrip ontstaat bij het publiek over de bijdragen van
musea aan de samenleving.
• Professioneel gedrag
• Belangenconflicten
 
  
Bijlage 2:
 
De Fair Practice Code
 
Deze code nodigt uit om gezamenlijk verantwoordelijkheid te nemen voor het feit dat iedereen onder eerlijke omstandigheden werkt en tegen een redelijke vergoeding. Dat ieder bewust is van zijn plek in de keten, verantwoordelijkheid neemt en solidair is met andere werkenden in het veld. De Fair Practice Code is opgesteld door een brede vertegenwoordiging van culturele en creatieve professionals en vormt een aanvulling op de Governance Code Cultuur en Code Culturele Diversiteit.
 
De Kernwaarden
 
Solidariteit: De noodzaak van een gemeenschappelijk belang en afhankelijkheid wordt zowel binnen de keten van creatie, productie, distributie en exploitatie in de sector zelf, als in de samenleving als geheel erkend. Dit betekent dat het vanzelfsprekend is om de belangen van anderen te verdedigen en elkaar verder te helpen, collectieve (auteursrecht)afspraken na te streven en het belang van collectieve verantwoordelijkheid voor eerlijke betaling te erkennen en waar te maken. 
 
Duurzaamheid: Om het hoge niveau en het potentieel van de culturele en creatieve sector te behouden en te stimuleren, is het noodzakelijk dat ontmoediging van creatieve professionals wordt tegengegaan. Dit kan door middel van toekomstgericht beleid dat inzet op groei en ontwikkeling van menselijk kapitaal. Tevens door investeringen in kwaliteit van werken door scholing, HR-beleid en afspraken over verzekering en pensioenen om de potentie en motivatie alle werkenden in de sector op de lange termijn te borgen.
 
Diversiteit: De culturele- en creatieve sector wil inclusief zijn. Hij moet meer ruimte en kansen bieden en is gebaat bij een betere afspiegeling van de samenleving in alle organisatiegebieden en -niveaus. Het gaat hierbij niet alleen over culturele of etnische achtergrond, maar ook over gender, seksuele geaardheid, leeftijd, kennis en vaardigheden en sociaaleconomische achtergrond.
 
Vertrouwen: Anders dan in veel andere sectoren in de samenleving is het in cultuur en in de creatieve sector - net als bijvoorbeeld in de wetenschap - moeilijk om inspanning, talent en arbeid direct te relateren aan kwaliteit en aan kwantitatieve ‘output’ met een meetbaar rendement. In plaats van afrekenen op output is vertrouwen in outcome, toewijding, kwaliteit en intentie een noodzakelijke waarde en voorwaarde voor succes.
 
Transparantie: Een voorwaarde voor vertrouwen en inzicht in elkaars belangen en mogelijkheden, is een zekere mate van openheid in beleid en bedrijfsvoering. Een transparante markt - die voor een deel wordt gefinancierd door maatschappelijke opdrachtgevers zoals fondsen en overheden - bevordert vertrouwen, eigenaarschap en biedt strategische en praktische kansen voor samenwerking.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Bijlage 3:
 
Diversiteit en Inclusie
Onderstaande definities maken duidelijk wat de culturele en creatieve
sector verstaat onder diversiteit en inclusie.
 
Diversiteit
De code gebruikt de term diversiteit om aan te geven dat mensen op een
reeks van zichtbare en onzichtbare kenmerken van elkaar verschillen en met
elkaar overeenkomen. Diversiteit is een gegeven. Mensen verschillen van
elkaar. De verschillen betekenen iets voor ieders positie in de samenleving
en de kansen die men krijgt. Ze sturen ons gedrag en denken. Niet iedereen
is zich daar altijd van bewust.
De verschillen spelen altijd in samenhang een rol. Identiteitsvorming vindt
plaats door de unieke combinatie van deze verschillen. De code is van origine gericht op culturele diversiteit. Daarnaast geeft de code ruimte aan meer
vormen van verschil, zoals gender, beperking, seksuele oriëntatie, religie,
sociaaleconomische status, opleidingsniveau en leeftijd.
Bij diversiteit in jouw organisatie en jouw werk gaat het om de vraag in welke
mate de diversiteit van de samenleving gerepresenteerd is in de vier P’s van
programma, publiek, personeel en partners.
 
Inclusie
De term inclusie verwijst naar hoe je met verschillen en overeenkomsten omgaat. De kracht van diversiteit en de voordelen ervan worden benut wanneer
het unieke van elk individu wordt (h)erkend en verwelkomd. Daarvoor moet
je leren elkaar te waarderen, niet ondanks, maar juist dankzij de verschillen
en overeenkomsten die er zijn. Het is essentieel dat iedereen onderdeel is
van de besluitvorming en de mogelijkheid heeft om ideeën aan te dragen.
Inclusie is de mate waarin makers, producenten, werkenden en publiek van
alle identiteiten - zichtbaar of niet - zichzelf kunnen zijn en zich veilig en
gerespecteerd voelen.
 
Toegankelijkheid
Waar de code spreekt over toegankelijkheid wordt de brede definitie ervan
bedoeld, bestaande uit:
• fysieke toegankelijkheid
• bereikbaarheid van voorzieningen
• informatieve toegankelijkheid
• digitale toegankelijkheid
• sociale toegankelijkheid
• financiële toegankelijkheid
 
 
 
 
 
Naast de voornoemde Codes voor Musea is er ook de Governance Code Cultuur voor goed bestuur.
Deze Governance Code Cultuur is volledig opgenomen in het Handboek voor vrijwilligers.
Het Stadsmuseum onderschrijft deze GCC en legt uit daar waar afgeweken wordt van de GCC.
Dit staat uitgewerkt in de GCC zie Governance Code Cultuur
 
 
 
 
Bijlage 4:
 

Alleenwerken
Alleenwerken is onvermijdelijk bij bepaalde functies in bijvoorbeeld de zorg, de bewaking of het winkelbedrijf. Wie alleenwerkt, kan niet terugvallen op collega’s bij gevaar of een ongeval. De Arbowet geeft geen speciale eisen voor alleenwerken. Werkgevers zijn verantwoordelijk voor een veilige en gezonde werkplek voor medewerkers op eenpersoonsposten.

Risico-Inventarisatie en -Evaluatie
Voor het alleenwerken bestaat alleen voor caissonwerkers en duikers specifieke regelgeving. Voor jongeren onder de achttien jaar geldt dat zij helemaal niet zonder toezicht alleen mogen werken.
Wel moeten situaties waarin door werknemers alleen wordt gewerkt, benoemd worden in een Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E). De werkgever moet in kaart brengen wie alleen werken, waar en wanneer. Ook moet de werkgever vaststellen wat er nodig is aan maatregelen en voorzieningen om de risico’s van alleenwerken te beperken. Het is van belang niet alleen naar voor de hand liggende functies te kijken, maar ook naar werknemers die in besloten ruimten werken, in kooiladders of te maken kunnen krijgen met agressieve personen. Of naar situaties waarin wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen of perslucht.

Wie mogen alleenwerken?
Er zijn organisaties die alleenwerken slechts toestaan als de leidinggevende daarvoor toestemming heeft gegeven. Het mag beslist niet bij bepaalde ziekten of gebruik van medicijnen. De bedrijfsarts bepaalt dit. De chef beoordeelt of de vereiste preventieve maatregelen zijn getroffen. Het is raadzaam een handleiding te maken, waarin staat wat te doen in verschillende noodsituaties. Dat geeft houvast en voorkomt paniek in crisissituaties. Zorg bovendien voor een goede registratie van wie aanwezig is.
 
Aandachtspunten
Werkgevers kunnen verschillende maatregelen treffen om het voor alleenwerkenden veiliger te maken:
  • Zorg dat de medewerker zich snel en makkelijk kan beschermen tegen ongewenst of agressief bezoek of indringers, bijvoorbeeld door de toegang te blokkeren.
  • Zorg dat een werknemer in geval van nood duidelijk hoorbaar alarm kan slaan.
  • Verstrek goed werkende communicatieapparatuur, zoals een (mobiele) telefoon of portofoon, met daarbij goede instructies.
 
Vrije vluchtwegen
Minstens zo belangrijk is de mogelijkheid om in geval van nood te kunnen vluchten zonder obstakels tegen te komen. Zorg ervoor dat sleutels van deuren en andere hulpmiddelen zichtbaar binnen handbereik zijn. Voor het beoordelen van de RI&E en de getroffen maatregelen is het verstandig incidenten tijdens avond- en nachtdiensten te registreren en terug te koppelen aan de leiding.
 
Bestaat er regelgeving voor alleen werken?
Voor het alleen werken bestaat alleen voor caissonwerkers en duikers specifieke regelgeving.
Voor jongeren onder de achttien jaar geldt dat zij helemaal niet zonder toezicht mogen werken.
Wel moeten situaties waarin door werknemers alleen wordt gewerkt, benoemd worden in een risico- inventarisatie en -evaluatie (RI&E). De werkgever moet in kaart brengen wie alleen werken, waar en wanneer.
En hij moet vaststellen wat nodig is aan maatregelen en voorzieningen om die risico’s te beperken. Het is van belang niet alleen naar voor de hand liggende functies te kijken, maar ook naar werknemers die in besloten ruimten of kooiladders werken of te maken kunnen krijgen met agressieve personen. Of naar situaties waarin wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen of perslucht.
 
 
 

Dedico ICT

Copyright © 2015. All Rights Reserved.