Klimaatplan Stadsmuseum
Het Stadsmuseum is gevestigd in een speciaal voor dit doel verbouwd pand uit 1985. Bij de verbouwing in 2007 van de voormalige brandweerkazerne is veel aandacht besteed aan de klimaatbeheersing, maar sindsdien zijn de inzichten in het gebruik van de diverse ruimten enigszins veranderd. In plaats van bijeenkomsten voor (grote) groepen mensen ligt de focus veel meer op de museale functie en individuele bezoekers.
Naast het klimaat in de permanente tentoonstelling is er ook aandacht voor het bewaren van niet-permanent tentoongestelde objecten in het depot, boven.
Bruikleengevers stellen doorgaans specifieke eisen. Met continue meting van temperatuur en luchtvochtigheid en analyse van de uitkomsten kunnen gestelde normen worden bewaakt.
Algemene informatie
Het binnenklimaat beneden wordt grotendeels bepaald door een combinatie van de gekoelde of verwarmde vloer en het ventilatiesysteem. Het is een duurzaam systeem, met een elektrische warmtewisselaar in combinatie met grondwater en een warmteterugwinningssysteem op de ventilatie. De ingestelde temperatuur (’s winters 19,5 graad, ’s zomers 21,5 graad) wordt nooit onderschreden, en alleen bij extreme buitenwarmte (30 graden en meer) tot maximaal 25 graden overschreden gedurende korte perioden. Normale fluctuaties zijn kleiner dan een graad. Luchtvochtigheid is deels afhankelijk van het buitenklimaat maar kan door slim gebruik van het ventilatiesysteem (weinig aanvoer bij extreme luchtvochtigheid buiten) beneden de norm van 60% blijven en bedraagt ’s winters, met name buiten de kerstperiode wanneer het museum enkele weken open is, tot 40%.
De benedenverdieping bestaat uit één gesloten ‘doos’ met de permanente tentoonstellingsruimte en koffiehoek, daarnaast de entree – waarvan de buitendeur tijdens openingsuren open staat, en de ruimte Beeld&Geluid met een airco, gevoed vanuit het koude water uit het warmtepompsysteem.
Er wordt gebruik gemaakt van vitrines, met en zonder verlichting. De verlichting door halogeen- en in toenemende mate vervangende LED-lampen heeft geen meetbare invloed op de temperatuur in de vitrine. Veelvuldig meten heeft uitgewezen dat wisselingen in luchtvochtigheid binnen de vitrines worden gedempt.
In het depot worden objecten vooral op stellingen opgeslagen. Er is een CV-installatie met enkele radiatoren. De ingestelde temperatuur van 18,5 graad wordt niet onderschreden. Alleen bij extreme buitentemperaturen loopt de temperatuur in de kledingdepotruimte op tot 28 graden. Kleding wordt bewaard in dozen. De vochtigheidsgraad loopt zelden op tot 60%. Hier wordt niet mechanisch geventileerd. Handmatige ventilatie door het tijdelijk openzetten van een raampje vindt indien nodig plaats op maandag, wanneer de collectiebeheerders aanwezig zijn in het depot.
De goede werking van de aanwezige klimaatsbeheersingsapparatuur wordt gecontroleerd met elektronische loggers die elke 10 minuten temperatuur en luchtvochtigheid registreren. Deze zijn gebruikt op diverse plekken om de bovenvermelde kennis rond niveau en fluctuaties te bepalen, en worden nu vooral op een vaste plek beneden en boven ingezet om periodes met elkaar te kunnen vergelijken of om geconstateerde bijzonderheden te kunnen analyseren. Dit vormt een onafhankelijke controle van de prestatie van de klimaatinstallatie, die beneden wordt aangestuurd door een buitenvoeler en boven door een ruimtethermostaat.
Daarnaast is er achter de balie een eenvoudig apparaat waarmee continu temperatuur en luchtvochtigheid op zichtbaar zijn, zowel ter plaatse als buiten.
Op basis van de actuele situatie kan zo besloten worden extra mechanisch te ventileren, buitendeuren te sluiten of juist te openen, airco’s als ondersteuning in- of uit te schakelen en/of bezoekers te vragen natte jassen in de entree te laten.
Uit metingen is gebleken dat de verlichting geen invloed heeft op het binnenklimaat. De verlichting is alleen aan tijdens openingsuren en bestaat voornamelijk uit zwakstroom halogeen en LED. Tijdens werkzaamheden wordt de TL-verlichting gebruikt.
Naast het buitenklimaat is de belangrijkste factor het aantal bezoekers tegelijkertijd. Pas bij 20 tegelijk aanwezige personen is de invloed meetbaar maar blijft beperkt en binnen de normen.
Er is nergens direct invallend zonlicht op objecten. Alleen direct achter de glazen deuren van de zijingang kan een tijdelijke verhoging van de temperatuur gemeten worden in extreme gevallen. Door de combinatie van het vloersysteem en het ventilatiesysteem, waarbij intern lucht wordt verplaatst tussen de bovenkant van de kabinetten aan de ene langszijde van de ‘doos’ naar de andere langszijde (boven, rechts) zijn verschillen niet meetbaar.
oppervlakken waarop direct zonlicht valt: n.v.t.
Ook in het depot boven, waarbij je koude plekken kunt verwachten bij de ramen in de twee ‘erkers’, zijn de verschillen alleen bij extreme omstandigheden merkbaar – maar dat heeft geen invloed op de objecten, die daar ver van af staan.
Tijdens het winterseizoen wordt de vloer verwarmd, er wordt niet bevochtigd. Het risico blijkt dan zeer laag. In de zomersituatie, gekenmerkt door hoge temperaturen en de daaraan gekoppelde wens tot (natuurlijke) ventilatie, vaak door ramen en deuren open te zetten, is een risico aanwezig, vooral bij handelen door medewerkers. Goede voorlichting en instructies zijn daarvoor noodzakelijk, een volledig automatische be-/ontvochtigingsinstallatie is financieel niet haalbaar.
Wat wordt er gemeten?
Het gaat hier om temperatuur en relatieve vochtigheid.
Nodig en voldoende lijken metingen op regelmatige intervallen gedurende langere tijd, volgens schema (openingsseizoen: elke week uitlezen, daarbuiten eens per maand) met twee dataloggers op twee verschillende relevante plekken. Er zijn hiertoe twee dataloggers aangeschaft van het type EL-USB-2, die 16000 metingen kunnen opslaan in een interval van 10 seconden tot 12 uur.
Waar wordt er gemeten?
De beste locaties zijn bepaald op basis van de metingen van december 2019 tot september 2021. In eerste instantie ging het er om een algemene indruk te krijgen van de meest gevoelige ruimten: depot, kabinet, wisselexpozaal. De logger is steeds op een goede maar onzichtbare plek in de buurt van een object worden geplaatst.
Voor gevoelige objecten zijn specifieke metingen verricht. De logger heeft gemeten in een ‘gemiddelde’ doos in het kledingdepot, tussen de schilderijen in het depotrek, en in diverse vitrines. De uiteindelijk gekozen plekken zijn beneden op de plank van de ‘keuken’ buiten het kabinet Adel en in het depot bovenop de ruimtethermostaat. Starten en stoppen van de metingen vindt plaats op maandagmorgen rond 12 uur, de meetgegevens worden zowel in oorspronkelijke vorm als een daaruit direct samengestelde grafiek opgeslagen in de computer, in bestuur/temperatuurmetingen (en zo meegenomen in de backups). Elk bestand krijgt een naam waaruit locatie, begin en einde van de meting blijkt.
Hoe wordt er gemeten?
Er is in eerste instantie een meetschema opgesteld, waarbij steeds in een week op 2 locaties tegelijkertijd wordt gemeten. Qua perioden wordt onderscheid gemaakt tussen de openingsperiode rond de kerst, van april-oktober in 2 delen (voorjaar-zomer) en de gesloten periode januari-april.
Uiteindelijk worden dat de dataloggers exact op dezelfde plek als de vorige meetperiode geplaatst en zijn de meetperioden een maand.
Als interval lijkt vooralsnog 10 minuten voldoende, in een later stadium kan dit misschien naar een uur worden teruggebracht. In een week (eerste perioden) worden zo 2 x 1000 metingen op 2 plaatsen gedaan en vastgelegd.
Resultaten
Met de software die bij de dataloggers hoort, worden ze wekelijks uitgelezen en de resultaten gecontroleerd en vluchtig geanalyseerd. Belangrijk is om de volgende meetperiode zo zinvol mogelijk uit te voeren, mogelijke opstellingsfouten of andere problemen worden zo tijdig aangepakt.
Er wordt nog steeds gewerkt aan een offerte voor vervanging en verbetering van onderdelen van het mechanische ventilatiesysteem. Onze installateur heeft het druk, en er is een subsidieregeling van de gemeente in de maak geweest waarop moest worden gewacht voordat een optimale oplossing kan worden gekozen.
Daarbij zijn nog enkele opties waarbij breder overleg met ambtenaren van de gemeente plaatsvindt vanwege het beschermde stadsgezicht van de omgeving van het museum, dat de plaatsing van (voldoende) zonnepanelen vertraagt.
De temperatuurbeheersing is op zich goed, maar de warmtepomp moet dit jaar of volgend jaar worden vervangen. Onderzocht moet worden of de regeling van temperatuur onafhankelijk of juist in combinatie met relatieve vochtigheid moet geschieden.
Het ventilatiesysteem moet voorzien worden van een slimme elektronische regeling die zonder geforceerde ont- of bevochtiging (zeer energiekostbaar dus niet duurzaam) gebruik maakt van de aanwezige omstandigheden (openingstijden, verwachte drukte, RV binnen en RV buiten, temperatuur buiten en CO2-gehalte van het binnenklimaat) om wel / niet / intensief te ventileren. Vermoedelijk moet worden uitgeweken naar kennis hierover in de agrarische sector (vgl.: aardappelopslag).
In ieder geval moet het een duurzame cq energiezuinige oplossing worden. Daarbij zal gebruik gemaakt worden van het Duurzaamheidsfonds Maatschappelijke Organisaties van de gemeente Steenwijkerland. Een document met eisen en wensen en beschouwing van diverse mogelijke aanpassingen is opgesteld door Henk van Heerde en voorgelegd aan het bestuur.
Gestreefd wordt naar beslissingen in het voorjaar van 2024 en zo mogelijk uitvoering in 2024, in ieder geval van kleinere aanpassingen. Een werkgroep, hiervoor ingesteld, zal hiermee aan de slag gaan.
Uitvoering
Verantwoordelijk voor de metingen is Henk van Heerde, reserve / tijdens vakanties is dat Henk Vellinger.
Na een meetperiode worden de resultaten vergeleken en geanalyseerd en wordt bepaald in hoeverre de situatie voldoet aan de normen. Bijzonderheden worden direct aangepakt.
Contacten met leveranciers voor onderhoud wordt gedaan door Gerrit Brink. De werkgroep wordt geleid door Teo Mintjes.
Klimaatplan – vs 4 – hvh – 17-11-2023
Het Stadsmuseum is gevestigd in een speciaal voor dit doel verbouwd pand uit 1985. Bij de verbouwing in 2007 van de voormalige brandweerkazerne is veel aandacht besteed aan de klimaatbeheersing, maar sindsdien zijn de inzichten in het gebruik van de diverse ruimten enigszins veranderd. In plaats van bijeenkomsten voor (grote) groepen mensen ligt de focus veel meer op de museale functie en individuele bezoekers.
Naast het klimaat in de permanente tentoonstelling is er ook aandacht voor het bewaren van niet-permanent tentoongestelde objecten in het depot, boven.
Bruikleengevers stellen doorgaans specifieke eisen. Met continue meting van temperatuur en luchtvochtigheid en analyse van de uitkomsten kunnen gestelde normen worden bewaakt.
Algemene informatie
Het binnenklimaat beneden wordt grotendeels bepaald door een combinatie van de gekoelde of verwarmde vloer en het ventilatiesysteem. Het is een duurzaam systeem, met een elektrische warmtewisselaar in combinatie met grondwater en een warmteterugwinningssysteem op de ventilatie. De ingestelde temperatuur (’s winters 19,5 graad, ’s zomers 21,5 graad) wordt nooit onderschreden, en alleen bij extreme buitenwarmte (30 graden en meer) tot maximaal 25 graden overschreden gedurende korte perioden. Normale fluctuaties zijn kleiner dan een graad. Luchtvochtigheid is deels afhankelijk van het buitenklimaat maar kan door slim gebruik van het ventilatiesysteem (weinig aanvoer bij extreme luchtvochtigheid buiten) beneden de norm van 60% blijven en bedraagt ’s winters, met name buiten de kerstperiode wanneer het museum enkele weken open is, tot 40%.
De benedenverdieping bestaat uit één gesloten ‘doos’ met de permanente tentoonstellingsruimte en koffiehoek, daarnaast de entree – waarvan de buitendeur tijdens openingsuren open staat, en de ruimte Beeld&Geluid met een airco, gevoed vanuit het koude water uit het warmtepompsysteem.
Er wordt gebruik gemaakt van vitrines, met en zonder verlichting. De verlichting door halogeen- en in toenemende mate vervangende LED-lampen heeft geen meetbare invloed op de temperatuur in de vitrine. Veelvuldig meten heeft uitgewezen dat wisselingen in luchtvochtigheid binnen de vitrines worden gedempt.
In het depot worden objecten vooral op stellingen opgeslagen. Er is een CV-installatie met enkele radiatoren. De ingestelde temperatuur van 18,5 graad wordt niet onderschreden. Alleen bij extreme buitentemperaturen loopt de temperatuur in de kledingdepotruimte op tot 28 graden. Kleding wordt bewaard in dozen. De vochtigheidsgraad loopt zelden op tot 60%. Hier wordt niet mechanisch geventileerd. Handmatige ventilatie door het tijdelijk openzetten van een raampje vindt indien nodig plaats op maandag, wanneer de collectiebeheerders aanwezig zijn in het depot.
De goede werking van de aanwezige klimaatsbeheersingsapparatuur wordt gecontroleerd met elektronische loggers die elke 10 minuten temperatuur en luchtvochtigheid registreren. Deze zijn gebruikt op diverse plekken om de bovenvermelde kennis rond niveau en fluctuaties te bepalen, en worden nu vooral op een vaste plek beneden en boven ingezet om periodes met elkaar te kunnen vergelijken of om geconstateerde bijzonderheden te kunnen analyseren. Dit vormt een onafhankelijke controle van de prestatie van de klimaatinstallatie, die beneden wordt aangestuurd door een buitenvoeler en boven door een ruimtethermostaat.
Daarnaast is er achter de balie een eenvoudig apparaat waarmee continu temperatuur en luchtvochtigheid op zichtbaar zijn, zowel ter plaatse als buiten.
Op basis van de actuele situatie kan zo besloten worden extra mechanisch te ventileren, buitendeuren te sluiten of juist te openen, airco’s als ondersteuning in- of uit te schakelen en/of bezoekers te vragen natte jassen in de entree te laten.
Uit metingen is gebleken dat de verlichting geen invloed heeft op het binnenklimaat. De verlichting is alleen aan tijdens openingsuren en bestaat voornamelijk uit zwakstroom halogeen en LED. Tijdens werkzaamheden wordt de TL-verlichting gebruikt.
Naast het buitenklimaat is de belangrijkste factor het aantal bezoekers tegelijkertijd. Pas bij 20 tegelijk aanwezige personen is de invloed meetbaar maar blijft beperkt en binnen de normen.
Er is nergens direct invallend zonlicht op objecten. Alleen direct achter de glazen deuren van de zijingang kan een tijdelijke verhoging van de temperatuur gemeten worden in extreme gevallen. Door de combinatie van het vloersysteem en het ventilatiesysteem, waarbij intern lucht wordt verplaatst tussen de bovenkant van de kabinetten aan de ene langszijde van de ‘doos’ naar de andere langszijde (boven, rechts) zijn verschillen niet meetbaar.
oppervlakken waarop direct zonlicht valt: n.v.t.
Ook in het depot boven, waarbij je koude plekken kunt verwachten bij de ramen in de twee ‘erkers’, zijn de verschillen alleen bij extreme omstandigheden merkbaar – maar dat heeft geen invloed op de objecten, die daar ver van af staan.
Tijdens het winterseizoen wordt de vloer verwarmd, er wordt niet bevochtigd. Het risico blijkt dan zeer laag. In de zomersituatie, gekenmerkt door hoge temperaturen en de daaraan gekoppelde wens tot (natuurlijke) ventilatie, vaak door ramen en deuren open te zetten, is een risico aanwezig, vooral bij handelen door medewerkers. Goede voorlichting en instructies zijn daarvoor noodzakelijk, een volledig automatische be-/ontvochtigingsinstallatie is financieel niet haalbaar.
Wat wordt er gemeten?
Het gaat hier om temperatuur en relatieve vochtigheid.
Nodig en voldoende lijken metingen op regelmatige intervallen gedurende langere tijd, volgens schema (openingsseizoen: elke week uitlezen, daarbuiten eens per maand) met twee dataloggers op twee verschillende relevante plekken. Er zijn hiertoe twee dataloggers aangeschaft van het type EL-USB-2, die 16000 metingen kunnen opslaan in een interval van 10 seconden tot 12 uur.
Waar wordt er gemeten?
De beste locaties zijn bepaald op basis van de metingen van december 2019 tot september 2021. In eerste instantie ging het er om een algemene indruk te krijgen van de meest gevoelige ruimten: depot, kabinet, wisselexpozaal. De logger is steeds op een goede maar onzichtbare plek in de buurt van een object worden geplaatst.
Voor gevoelige objecten zijn specifieke metingen verricht. De logger heeft gemeten in een ‘gemiddelde’ doos in het kledingdepot, tussen de schilderijen in het depotrek, en in diverse vitrines. De uiteindelijk gekozen plekken zijn beneden op de plank van de ‘keuken’ buiten het kabinet Adel en in het depot bovenop de ruimtethermostaat. Starten en stoppen van de metingen vindt plaats op maandagmorgen rond 12 uur, de meetgegevens worden zowel in oorspronkelijke vorm als een daaruit direct samengestelde grafiek opgeslagen in de computer, in bestuur/temperatuurmetingen (en zo meegenomen in de backups). Elk bestand krijgt een naam waaruit locatie, begin en einde van de meting blijkt.
Hoe wordt er gemeten?
Er is in eerste instantie een meetschema opgesteld, waarbij steeds in een week op 2 locaties tegelijkertijd wordt gemeten. Qua perioden wordt onderscheid gemaakt tussen de openingsperiode rond de kerst, van april-oktober in 2 delen (voorjaar-zomer) en de gesloten periode januari-april.
Uiteindelijk worden dat de dataloggers exact op dezelfde plek als de vorige meetperiode geplaatst en zijn de meetperioden een maand.
Als interval lijkt vooralsnog 10 minuten voldoende, in een later stadium kan dit misschien naar een uur worden teruggebracht. In een week (eerste perioden) worden zo 2 x 1000 metingen op 2 plaatsen gedaan en vastgelegd.
Resultaten
Met de software die bij de dataloggers hoort, worden ze wekelijks uitgelezen en de resultaten gecontroleerd en vluchtig geanalyseerd. Belangrijk is om de volgende meetperiode zo zinvol mogelijk uit te voeren, mogelijke opstellingsfouten of andere problemen worden zo tijdig aangepakt.
Er wordt nog steeds gewerkt aan een offerte voor vervanging en verbetering van onderdelen van het mechanische ventilatiesysteem. Onze installateur heeft het druk, en er is een subsidieregeling van de gemeente in de maak geweest waarop moest worden gewacht voordat een optimale oplossing kan worden gekozen.
Daarbij zijn nog enkele opties waarbij breder overleg met ambtenaren van de gemeente plaatsvindt vanwege het beschermde stadsgezicht van de omgeving van het museum, dat de plaatsing van (voldoende) zonnepanelen vertraagt.
De temperatuurbeheersing is op zich goed, maar de warmtepomp moet dit jaar of volgend jaar worden vervangen. Onderzocht moet worden of de regeling van temperatuur onafhankelijk of juist in combinatie met relatieve vochtigheid moet geschieden.
Het ventilatiesysteem moet voorzien worden van een slimme elektronische regeling die zonder geforceerde ont- of bevochtiging (zeer energiekostbaar dus niet duurzaam) gebruik maakt van de aanwezige omstandigheden (openingstijden, verwachte drukte, RV binnen en RV buiten, temperatuur buiten en CO2-gehalte van het binnenklimaat) om wel / niet / intensief te ventileren. Vermoedelijk moet worden uitgeweken naar kennis hierover in de agrarische sector (vgl.: aardappelopslag).
In ieder geval moet het een duurzame cq energiezuinige oplossing worden. Daarbij zal gebruik gemaakt worden van het Duurzaamheidsfonds Maatschappelijke Organisaties van de gemeente Steenwijkerland. Een document met eisen en wensen en beschouwing van diverse mogelijke aanpassingen is opgesteld door Henk van Heerde en voorgelegd aan het bestuur.
Gestreefd wordt naar beslissingen in het voorjaar van 2024 en zo mogelijk uitvoering in 2024, in ieder geval van kleinere aanpassingen. Een werkgroep, hiervoor ingesteld, zal hiermee aan de slag gaan.
Uitvoering
Verantwoordelijk voor de metingen is Henk van Heerde, reserve / tijdens vakanties is dat Henk Vellinger.
Na een meetperiode worden de resultaten vergeleken en geanalyseerd en wordt bepaald in hoeverre de situatie voldoet aan de normen. Bijzonderheden worden direct aangepakt.
Contacten met leveranciers voor onderhoud wordt gedaan door Gerrit Brink. De werkgroep wordt geleid door Teo Mintjes.
Klimaatplan – vs 4 – hvh – 17-11-2023